Weerbaarheid vóór de voordeur

Claassen en Duckers pleitten in NRC (“Laat de middenpartijen ons weerbaar maken”, 06.09.2025) dat middenpartijen samen de samenleving weerbaar moeten maken. Een begrijpelijke gedachte, maar tegelijk een misvatting. Weerbaarheid is geen product van overlegtafels en partijprogramma’s. Ze ontstaat niet door beleid van bovenaf, maar door vrijheid van onderop.

Karl Popper wees er in “The Open Society and Its Enemies” op dat een vrije samenleving alleen kan bestaan als burgers bereid zijn kritiek te verdragen en van fouten te leren. Dat vergt weerbaarheid. Niet als beleidswoord, maar als dagelijkse praktijk. Zodra de overheid weerbaarheid gaat “maken”, verwordt ze tot een technocratisch project, en daarmee tot het tegenovergestelde van waar ze voor bedoeld is.


Isaiah Berlin helpt om dit scherp te zien. Hij onderscheidde negatieve vrijheid—vrijheid van bemoeienis—en positieve vrijheid—vrijheid tot ontplooiing. Beide zijn nodig. Negatieve vrijheid vraagt dat de overheid zich terugtrekt uit de privésfeer. Positieve vrijheid vraagt dat instituties burgers toerusten met rechten, kennis en een veilig speelveld. Pas in de samenhang van die twee ontstaat echte weerbaarheid.


Daarom is de rol van de politiek subtiel maar cruciaal. Niet als architect van veerkracht, maar als beschermer van spelregels. Een liberale staat is terughoudend waar het gaat om persoonlijke keuzes, en juist stevig waar het gaat om het garanderen van veiligheid, rechtszekerheid en gelijke kansen. Zonder dat fundament kunnen burgers hun eigen weerbaarheid niet ontwikkelen.


Het voorstel van Claassen en Duckers om middenpartijen dit samen te laten doen, raakt daardoor de kern niet. De Open Samenleving is geen middenproject, maar een pluralistisch bestel waarin kracht juist ontstaat uit de veelheid aan stemmen, initiatieven en associaties. Dat is ook Popper’s les: laat vrijheid en kritiek hun werk doen, en wantrouw ieder die de samenleving meent te kunnen ontwerpen.


Weerbaarheid is dus geen beleidsdoel van de staat, maar een kwaliteit van vrije burgers. Een samenleving wordt sterk doordat mensen zelf verantwoordelijkheid nemen, verenigingen bloeien, ondernemers risico’s aangaan en buren elkaar helpen—zonder dat een ambtenaar het voorschrijft.


Wie de Open Samenleving overeind wil houden, moet haar weerbaarheid voeden. Maar dat doe je niet door haar te laten maken in de vergaderzaal van het midden. Dat doe je door de staat te herinneren aan zijn bescheiden rol: sterk in het beschermen van vrijheid en recht, zwak in de drang om achter de voordeur te kijken. Dáár, in die balans, ligt de ware bron van weerbaarheid.